Gedragsregels

Algemene regels

  • Draag een fietshelm
  • Houd je aan de verkeersregels (zoals stoppen voor rood verkeerslicht)
  • Houd zichtbaar rekening met andere verkeersdeelnemers
  • Blijf beleefd tegen andere weggebruikers
  • Gebruik een fietsbel (ga niet schreeuwen)
  • Passeer andere weggebruikers met gepaste snelheid
  • Gooi afval in een afvalbak

Groepstekens

  1. Vlak voor het vertrek geeft de toerleider aan wat de afspraken zijn en informeert iedereen over de geplande route.
  2. Wie vooraan fietst bepaalt het tempo, de route en houdt er rekening mee dat de laatsten van de groep zonder problemen kunnen aansluiten en dat iedereen mee kan komen (het motto is “samen uit, samen thuis”).
  3. Twee aan twee fietsen.
  4. Als – op de voorste rij of door anderen – tekens worden gegeven en/of geroepen dan gehoorzaamt iedereen dit commando en geeft dit zonodig door!
  5. Extra aandacht – van iedereen – wordt gevraagd bij het doorgeven van informatie, over bijvoorbeeld de route, aan de fietsers op de eerste rij als de wind op kop staat.
  6. Wie vooraan fietst/fietsen geeft/geven stopteken (arm omhoog) en roept = STOP = en indien veilig roept vervolgens = VRIJ =.
  7. Bij links- en rechtsaf: de voorrijders steken de desbetreffende hand op en roepen duidelijk = LINKS of RECHTS =.
  8. Bij een rijdende tegemoet komende auto commando = AUTO VOOR = (ondersteund met betreffende hand- en armgebaren), iedereen ritst of geeft ruimte.
  9. Bij achterop komende auto commando = AUTO ACHTER = ondersteund met betreffende hand- en armgebaren), iedereen ritst of geeft ruimte.
  10. Bij het gaan passeren van een stilstaand object en/of het passeren van
    een auto, enzovoorts commando = LET OP = (ondersteund met betreffende hand- en armgebaren), iedereen ritst of geeft ruimte.
  11. Bij tegemoet komende fietsers commando = FIETS TEGEN = (ondersteund met betreffende hand- en armgebaren), iedereen ritst of geeft ruimte.
  12. Bij pech of lek commando = LEK =, iedereen rijdt naar een veilige plek, dat wil zeggen een inrit of brede berm alwaar de pech kan worden verhol.pen. Blijf niet midden op de weg staan.
  13. Elk gevaarlijk obstakel op de weg: tak, plaatje, gat of iets dergelijks wordt duidelijk doorgegeven, zowel mondeling = LET OP = als in gebaar.
  14. Als iemand vindt dat het te hard gaat of in de slipstream voorin wil (blijven) zitten, dan geeft deze persoon dit tijdig en duidelijk aan of laat dit kenbaar maken, zodat anderen hiermee rekening houden.
  15. Bij twijfel links- of rechtsaf niet gokken, maar langzaam rechtdoor fietsen.
  16. De eerste renner geeft op smalle wegen/paden waar te passeren fietser(s) moeten inschikken, aan hen door met hoeveel renners we (ongeveer) zijn. De laatste renner geeft aan de te passeren fietsers door dat hij/zij de laatste is.
  17. Maak absoluut geen abrupte koerswijzigingen en rem niet plotseling.
  18. Rijd nooit blindelings achter iemand aan!