Door: Maarten Bijveld
Het is het begin van de meteorologische lente. T.T.C.-Oss heeft Arie den Blanken (Wijbosch, 1949) tijdens de jaarlijkse Algemene Vergadering van februari 2024 benoemd tot erelid van T.T.C.-Oss. De door het bestuur aangeboden bloemenboeket staat te pronken in de huiskamer van familie den Blanken. Hoogste tijd voor een interview met deze buitengewone wielerliefhebber in hart en nieren.
Laten we beginnen bij het begin: wie zijn je vader en moeder?
Arie: “Mijn vader en moeder zijn al een hele tijd geleden overleden. Mijn vader uiteraard Den Blanken en mijn moeders meisjesnaam was Van der Tweel. Mijn vader kwam uit Muiden en mijn moeder uit Eemnes. In 1948, kochten zij een boerderij in Wijbosch in Noord- Brabant. Daar ben ik geboren en opgegroeid.”
Vertel eens over het gezin waarin je bent opgegroeid.
“Ik ben de oudste. Ik had nog twee broers en een zus. Allebei mijn broers zijn helaas te vroeg overleden. Piet is 72 jaar geworden en mijn jongste broer Bram stierf op zijn achtenzestigste. Mijn zus leeft nog en zij is nu 72 jaar.
Mijn vader was een keuterboer met 5 hectare grond in het Wijboschbroek, het stuk land tussen het dorp Wijbosch en de Zuid-Willemsvaart. De dichtstbijzijnde buren woonden minstens een kilometer verderop. Mijn vader had al gewerkt op een boerderij in ‘t Gooi maar wilde graag voor zichzelf beginnen. Dat ging niet in ’t Gooi en daarom zijn ze naar Brabant verhuisd. Mijn vader had zeker wel 12 koeien, dat was best veel in die tijd. Mijn vader deed alleen maar aan veeteelt met z’n zwart-witte melkkoeien. Groenten en aardappelen verbouwde hij voor het gezin en zo hield hij het hoofd boven water. Dat was heel gewoon in die tijd.”
Welke scholen heb je doorlopen en welke opleiding heb je genoten?
“Na de lagere school in Wijbosch deed ik de H.B.S. op het Mgr. Zwijssen college in Veghel. Dat gebouw is nu een appartementencomplex. Daarna ben ik in 1968 met een werk-leercontract bij Organon in Oss op het Moleneind terecht gekomen. Dat was m’n eerste baan en ik ben er nooit meer weggegaan. Ik kwam op het laboratorium te werken. Men was er steeds op zoek naar nieuwe werkbare stofjes. Ik heb altijd in researchlaboratoria gewerkt. Dat werk deed ik ruim veertig jaar. En altijd bij Organon. Ik ben er in het begin alleen even uit geweest voor militaire dienst wegens de toenmalige dienstplicht. Ik werkte dertig jaar op dezelfde afdeling maar wel met steeds andere jobs. Ik kreeg de laatste tien jaar een soort staffunctie binnen de afdeling. Ik had het er prima naar m’n zin. Een grote carrière maken was niet mijn ambitie. Organon was een overwegend sociale werkgever en zeer stabiel.”
Hoe raakt de jongeman Arie verzeild in het wielrennen?
Arie:” In het dorp Wijbosch had je in de zestiger jaren de voetbalclub en de korfbalclub. Veel meer op sportgebied was er niet. Mijn vader had helemaal niks met sport en vond het een nutteloze tijdsverspilling. Ik mocht als klein jongetje geen lid worden van de club. Op latere leeftijd veranderde dat en werd ik toch lid van de plaatselijke voetbalclub. Ik was een jaar of drie lid van de voetbalclub en toen moest ik in 1970 in militaire dienst in West-Duitsland. Toen ik daar uitkwam, was mijn dorpsgenoot André Gevers (de latere wereldkampioen bij de amateurs), iets jonger dan ik, wielrenner geworden. Hij reed bij de categorie “nieuwelingen” en dat vond ik toen geweldig. Ik woonde toen nog in Wijbosch maar ik had al werk in Oss. We wonen sinds 1973 in Oss. Niks gemakkelijker dan wonen én werken in dezelfde plaats, als dat kan. Ik ging vaak naar André kijken. Op een gegeven moment hoorde ik over een Macharense Marathon over 300 km. Johan Pansier schijnt er ook eens aan meegedaan te hebben. En ik dus ook en dat ging met een “uitgeklede sportfiets” redelijk goed. Ik werd lid van wielerclub “De Komeet” in Oss en in 1973 werd ik voor één jaar nieuweling. Toen bestond die regel nog bij de K.N.W.U. dat je ongeacht je leeftijd -ik was al vierentwintig- een jaar bij de nieuwelingen mocht rijden, als opstap. De derailleur was toen nog niet toegestaan bij de nieuwelingen, je reed met een vast verzet. Ik reed toen tegens jonge jongens als Leo van Vliet en Guus Bierings en reed dat jaar verschillende keren in de prijzen maar meestal niet. Ik heb als nieuweling één koers gewonnen: de Ronde van Hilvarenbeek, haha. Het was op de dag dat het Nederlands Kampioenschap in Mill werd verreden en daar was ik niet voor geselecteerd, haha. En na dat ene jaar werd ik amateur en dat bleef ik tot 1982. Ik reed er soms wel een prijs maar de amateurs in die tijd waren écht heel erg goed. Denk aan Piet van Katwijk, Adri van Houwelingen of Roy Schuiten. Soms waren ze zelfs beter dan de profs.”
Hoe verliep de overstap van wegwielrennen naar veldrijden?
“Eind 1973, kocht ik een crossfiets. Ik ging na het wegseizoen meedoen aan de veldritten. Dat veldrijden lag mij beter dan het wegwielrennen. Ik moest het hebben van mijn uithoudingsvermogen en de souplesse. Ik was niet zo’n krachtmens en had niet de grote klasse in huis.”
Na je actieve wielercarrière ging je renners begeleiden. Hoe verliep dat?
“Al tijdens mijn actieve veldrit-periode is dat ontstaan. Het waren alleen maar veldritprofs. Voor een aantal profs in het veldrijden ging ik toen hun wedstrijdprogramma regelen. In Oss werden halverwege de jaren ’70 veldritten georganiseerd wat in 1984 uitmondde in het WK Veldrijden op de Witte Ruijsheuvel, dit jaar 40 jaar geleden. De organisatie was in handen van voetbalclub Margriet en bestuursleden van wielerclub De Komeet. Een jaar later was Klaus-Peter Thaler ondertussen prof geworden bij Raleigh, als opvolger van Didi Thurau. Raleigh wilde een goede prof voor de Duitssprekende markt en dat werd Thaler. Hij combineerde het veldrijden en het gewone wegwielrennen. Hij won etappes in de Tour, reed in de gele trui maar ’s winters won hij veldritten in heel Europa. De organisatie in Oss wilde hem contracteren en ze wisten dat ik hem kende. Kortom: ik haalde Klaus-Peter over om in Oss te komen rijden. Thaler vroeg mij toen om meer Nederlandse wedstrijden te regelen voor zijn deelname. Hij had al een Zwitserse manager en ik ging dat dus doen voor zijn Nederlandse wedstrijden. Niet veel later kwamen Rein Groenendaal en Cees van der Wereld daar ook bij en dat werk bleef ik doen tot 1985. Toen nam namens de K.N.W.U. Gerrie van Gerwen dat werk over en was ik mijn bijbaan kwijt.”
Van ”De Komeet” naar T.T.C.-Oss. Hoe verliep jouw verdere fietsloopbaan?
“Ik had sinds 1985 geen licentie meer. Ik deed al een tijdje aan toerfietsen en rond 1986 ben ik lid geworden van T.T.C.-Oss. Die club bestond al sinds 1978. In het begin combineerde ik het nog met schaatsen op de ijsbaan in Eindhoven maar gaandeweg werd het toch steeds meer fietsen. De club zat toen nog in CaféTivoli in de Kromstraat. Ik reed op zondagochtend mee maar ik maakte liever langere tochten en zo kwam ik aan 10.000 km per jaar. Wanneer de club iets organiseerde hielp ik graag mee. Routes maken en ook uitpijlen van routes deed ik met veel plezier. Ik ben ook nog – in de jaren negentig- een jaartje voorzitter geweest en toen zijn we met de club verhuisd naar de Geffense Plas bij Perry van Casteren. We waren van harte welkom en er was meer parkeergelegenheid voor deelnemers aan tochten die we organiseerden. In de Kromstraat was daar echt geen plek voor want het was gewoon te druk. Na dat ene jaar als voorzitter ben ik weer gewoon lid geworden. Na mijn pensioen, nu vijftien jaar geleden, ben ik steeds meer gaan doen voor T.T.C.-Oss. Ik werd toerleider als opvolger voor Daniël van Huffel. Ik werd weer bestuurslid en ging meehelpen met het organiseren van een aantal activiteiten.”
Het heden en de toekomst, de levensles en Oss
Hoe gaat het nu met de club?
“We hebben een vrij stabiel ledenaantal. In de jaren negentig hadden we er veel minder. We reden toen met één groep. Voor veel oudere leden was het tempo te hoog. Na veel vijven en zessen zijn er meerdere groepen gekomen. Nu zelfs vier in 2024. Dat heeft het ledenaantal zeker goed gedaan maar het ging dus niet vanzelf. Nu hebben we zo’n vijfenvijftig leden. Ook heb ik de midweekse ritten op woensdagochtend in het leven geroepen. Daar wordt vooral door de ouderen gretig gebruik van gemaakt. Helaas heb ik nu door lichamelijke klachten het bestuurswerk moeten neerleggen.”
Laatste vraag: Heb je een mooie levensles voor de lezer van jouw verhaal?
“Ik zie steeds meer veranderen door social media. Voor wandelen en fietsen heb je eigenlijk geen club nodig om dat te kunnen doen. In tegenstelling tot b.v. basketbal of hockey. Wandelen of fietsen kun je ook prima alleen. De meerwaarde om dit in een groep te doen -liefst bij een club waar het allemaal goed georganiseerd wordt- mogen we niet vergeten. Sommige mensen hebben een duwtje in de rug nodig. Ze gaan nu wél fietsen met een club terwijl ze anders niet zouden gaan fietsen. Samen maakt beter, gezelliger en sterker.”
Oss
Wat betekent Oss voor jou?
“Ik ben er al vijftig jaar. Gevestigd vanwege m’n werk.”
Wat is jouw dierbaarste plek in Oss?
“Dat is de plek waar ik woon,de Hertog Jan1 straat.”
Wat mag Oss nooit vergeten?
“Het zware treinongeluk met de stint en de criminaliteit in de jaren twintig. Er kwam geen allochtoon aan te pas maar net als nu heeft de huidige criminaliteit onder allochtonen dezelfde oorzaak: armoede en geen kans op werk want dat is een goede voedingsbodem.”
Wat is het mooiste Osse woord of Osse spreuk?
“Eigenlijk ben ik meer gecharmeerd van Vlaamse woorden. Maar vooruit dan: keinje voor kind maar eigenlijk ken ik geen mooie Osse woorden.”
Waar word je nu gelukkig van?
“Ik zou gelukkig zijn wanneer in de samenleving die grote massale feesten verdwijnen. Het wordt allemaal opgeklopt, groter en groter en nog groter. Er komen allerlei feesten en festivals bij die totaal overbodig zijn met drugs en drankmisbruik als gevolg. Stop er maar eens mee en loop niet met de massa mee.”
Dankjewel Arie voor het fijne interview.
Will bedankt voor de koffie met lekkers.
Het was plezant en … een hele eer om te doen,
Maarten Bijveld
Maarten, enorm bedankt dat je tijd vrij hebt willen maken om ons jongste erelid te interviewen!
Namens het bestuur TTC Oss
12-03-2024
9 Comments
Top interview Arie! Hopen je nog lang bij de club te hebben.
@ Maarten, bedankt voor je bijdrage!
Gr. Jan
Mooi interview en als laatste wijze woorden. Arie bedankt voor al de dingen die je hebt gedaan, zoals het uitpijlen van toertochten, contact onderhouden met leden en andere toerclubs en nog vele andere zaken.
Geniet van je erelidmaatschap. Maarten bedankt , dat je Arie geïnterviewd hebt.
Helemaal Arie, zo herkenbaar. Mooi verhaal, fijn dat je dit gedeelt hebt met ons.
Precies hoe jij bent Arie een mooi interview 👍
Heel leuk verhaal om te lezen,ken je niet persoonlijk maar veel goeds over je gehoord
Succes met het fietsen
Mooi interview Maarten! Arie kennende, moet het een hele klus geweest zijn om dit zo beknopt te kunnen beschrijven.
Arie, bedankt voor alle energie die je al die jaren in de club hebt gestoken.
Prachtig verhaal, Heerlijk die uitspraken van Arie. Maarten bedankt voor deze inkijk
Hallo Arie, Leuke hobby en interview. ik ken je alleen beroepsmatig van een halve eeuw geleden. Wij hebben een paar zaken gemeen. Büren een jaar eerder,; Organon, zelfde klas Analistenschool. Ik vroeg mij alleen af of Organon na 2 overnames door Amerikaanse bedrijven en uiteindelijke sluiting van het bedrijf wel zo’n stabiele werkgever was.
Ik volg 435 IBC Van Heutsz Breda Büren op facebook.
Add Comment